Participatie onder de Omgevingswet: een last of een zegen?

Lunchbijeenkomst duurzaamheid Provada: 5 juni 2018
Op 5 juni organiseerde de Slokker Groep tijdens de Provada een lunchsessie over participatie onder de Omgevingswet. Onder leiding van Remco Dolstra (Dietz Strategie & Communicatie), gaven zeven experts aan de hand van verschillende stellingen hun visie op dit onderwerp. 

Expertpanel:

Remco Dolstra (Dietz), Paul Splinter (The Missing Link), Michael Klijnstra (Lexence), Bart Gerrits (VINU), Theo Dohle (De Wijde Blik), Hannah Kleemans (Lexence), Anja Derksen (gemeente Gooise Meren), Gérard van Gorp (Projects & Development, gelieerd aan Slokker Vastgoed)

In welk jaar de Omgevingswet precies wordt ingevoerd, blijft voorlopig nog de vraag. Wat wel al duidelijk is, is dat onder de Omgevingswet participatie een belangrijke rol krijgt. Initiatiefnemers, of dit nu gaat om gemeenten, projectontwikkelaars of particulieren, worden verantwoordelijk voor het aantoonbaar laten participeren van de omgeving en andere belanghebbenden bij ruimtelijke ontwikkelingen. De idee hierachter is dat dit leidt tot kwalitatief betere plannen, die op meer draagvlak kunnen rekenen waardoor onnodige vertraging kan worden voorkomen. Maar is dat wel zo? Is het vastleggen van wetten en regels over participatie überhaupt nodig, of moet participatie geen op zichzelf staand doel zijn en zijn vastgoedontwikkelaars misschien al verder dan de overheid denkt? 

Niet voor de vorm

De eerste stelling, afkomstig van Theo Dohle (De Wijde Blik), luidde: ‘Liever geen participatie, dan participatie voor de vorm’. 

De experts waren het unaniem eens over deze stelling. Vaak wordt verondersteld dat participatie tot doel heeft om draagvlak te creëren. De experts stellen echter dat het doel moet zijn dat het betrekken van de omgeving en andere belanghebbenden leidt tot betere plannen. Dat deze, betere plannen dan kunnen rekenen op meer draagvlak is dan vanzelfsprekend.

Daarnaast is het van belang dat participatie plaatsvindt vanuit heldere kaders: waarover kan wél en waarover kan expliciet niet worden meegedacht en wanneer stopt het participatietraject. Deze kaders dienen ook politiek goed verankerd te zijn en moeten door het College en de Raad worden onderschreven. Onzekerheid leidt tot wantrouwen en wantrouwen zorgt voor extra weerstand. Dit geldt ook voor het ontbreken van de juiste juridische kaders. Er is nog te veel ruimte voor discussie en dat kan in de praktijk leiden tot eindeloos participeren. Participatie is tenslotte een lastig toetsbaar begrip. Als hier onvoldoende rekening mee wordt gehouden in de Omgevingswet, streeft verplichte participatie – verankerd in wet- en regelgeving – het doel voorbij. Want participatie is altijd maatwerk. Geen enkele omgeving en geen enkel project is hetzelfde. 

Kortom, participeren voor de vorm is niet wenselijk. Een ontwikkelaar ontwikkelt tenslotte ook niet alleen voor de vorm, maar om in een behoefte te voorzien en meerwaarde toe te voegen aan de omgeving. Participatie moet dus echt iets toevoegen aan een ontwikkeling, want alleen dan heeft het meerwaarde en zorgt het voor meer draagvlak.

Overheid: scherpe keuzes zijn noodzakelijk! 

De tweede stelling kwam van Bart Gerrits (VINU) en was vooral gericht op de rol van de overheid. De stelling: ‘De Omgevingswet biedt ruimte om de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Dit vraagt ook om scherpe keuzes van de overheid’. De experts waren het eens over de scherpe keuzes, maar waarop deze keuzes precies gebaseerd moeten zijn, daarover werd geen eensgezindheid bereikt. Er moet tenslotte op een gegeven moment een knoop worden doorgehakt, maar als belanghebbenden het gevoel krijgen dat een ontwikkeling wordt doorgedrukt, groeit de weerstand ook aanzienlijk. 

Het is daarom ook van belang om het verhaal achter de locatie waar een ontwikkeling plaatsvindt te kennen. Daarmee kan een ontwikkeling bijdragen aan de waarde van en voor de omgeving. Anderzijds zijn er ook altijd mensen die een ontwikkeling gewoonweg niet zien zitten. Dan kun je eindeloos doorpraten, maar dat leidt in de praktijk ook niet tot een oplossing. In dat geval is het van belang, in eerste instantie aan de gemeenteraad en, indien  het leidt tot een juridische procedure, zelfs in een later stadium aan de Raad van State, kan worden aangetoond waarom bepaalde keuzes zijn gemaakt. Participatie heeft dus ook als doel om op een gegeven moment scherpe keuzes te kunnen verantwoorden. Vanuit juridisch oogpunt is het te betwijfelen of de Raad van State ook daadwerkelijk de wijze van participatie echt meeweegt, al is dat natuurlijk ook afhankelijk van de specifieke omstandigheden. 

Participeren tot je een ons weegt 

De derde stelling werd ingebracht door Michael Klijnstra (Lexence), die in zijn dagelijkse praktijk veel te maken krijgt met weerstand vanuit de omgeving. De stelling luidde dan ook ‘Participatie onder de Omgevingswet is een lege huls’. Om deze stelling te verduidelijken, werd toegelicht dat de nog in te voeren Omgevingswet weinig heldere kaders biedt: er is niet geregeld hoe participatie moet plaatsvinden.

De vrees is dat gemeenten allemaal op eigen wijze invulling gaan geven aan participatie wat tot veel verschillen – en dus onzekerheid kan leiden. Ook kan participatie worden aangegrepen om juist eindeloos te blijven discussiëren over onderwerpen die in gemeentelijk beleid in  al duidelijk vastgelegd zijn. Dit kan weer tot forse vertraging leiden.

Opmerkelijk is verder  dat in de Omgevingswet participatie in eigenlijk alle instrumenten terugkomt, van omgevingsvisie tot het omgevingsplan tot aan de omgevingsvergunning. De vraag is of participatie op het concrete niveau van een vergunning wel toegevoegde waarde heeft. In de praktijk kan dit alles betekenen dat er zo vaak geparticipeerd wordt, dat de meerwaarde van participatie op een gegeven moment niet meer duidelijk is.

Concluderend 

Niet alleen de overheid maar ook steeds meer marktpartijen zijn druk bezig met participatie. Een nog onbeantwoorde vraag is of de marktpartijen, waaronder de Slokker Groep, niet al veel verder is dan de overheid denkt en of de wijze waarop participatie nu is ingebed in de Omgevingswet het doel niet voorbijstreeft. Mogelijk geeft de Omgevingswet in sommige gevallen een extra push in de richting die veel marktpartijen al hebben ingezet. Van de overheid verwachten de marktpartijen in ieder geval helderheid over regels en bestuur. Wat verder duidelijk is, is dat participatie een steeds belangrijkere rol gaat krijgen. Ook zonder de Omgevingswet. Tenslotte willen ontwikkelaars maar één ding: kwalitatief zo goed mogelijke projecten, die – vooral om die reden – op draagvlak kunnen rekenen.